Een halve eeuw Haflingers in Nederland

Van boerenhit naar hot sportpaard

Ruim vijf decennia Haflingers in Nederland

Cosmilla heette ze, de merrie die Wim Westerveld in 1961 mee naar huis nam. Ze leek in niets op de schare paarden die zoon Gerrit vandaag de dag op zijn boerderij heeft staan. Ze was klein en gedrongen en met haar rode manen en staart zou Cosmilla het waarschijnlijk niet ver hebben gebracht op de keuring. Toch betekende haar komst het startschot van de Haflingerhoeve, één van de belangrijkste spelers binnen de Nederlandse Haflingerfokkerij.

De eerste Haflingers in Nederland

Eind jaren ’50 raakten de trekpaarden in ons land als gevolg van de mechanisatie langzamerhand uit de gratie. Onder de leden van het trekpaardenstamboek (toen nog Koninklijke Vereniging Het Nederlandse Trekpaard) ontstond steeds meer vraag naar een kleiner landbouwpaardje, voor het lichtere werk op en om het bedrijf.

Drie mannen, waaronder stamboeksecretaris Chris Oomen, die reeds warme contacten had met ir. Otto Schweisgut, de toenmalige leider van het Tiroler Haflingerstamboek, richtten daarop de Stichting Haflingerclub op en reisden eind 1960 af naar Oostenrijk. En niet zonder resultaat.

Want op 18 februari 1961 stonden er in de veemarkthallen in Den Bosch veertig drachtige Haflingermerrries te wachten op een nieuwe baas.

Gegadigden konden een lot kopen dat gekoppeld was aan een merrie. Ook Wim Westerveld kocht een lot en mocht uiteindelijk merrie Cosmilla mee naar huis nemen. Tot dan toe gebruikten hij en zijn vader trekpaarden voor het ophalen van melkbussen bij de boeren in de omgeving.

“Er viel niet zoveel te kiezen,” vertelt Jan Oonk, zelf ook Haflingerhouder én tevens nationaal en internationaal jurylid. “Je kon lootjes kopen, voor merrie plus veulen of alleen voor de merrie. Dan moest het veulen uiteindelijk terug naar de Stichting.”

Ik spreek Jan Oonk (56) en Gerrit Westerveld (56) op diens Haflingerhoeve in het Gelderse Aalten. Het huis van de familie Westerveld hangt vol foto’s, rozetten en andere herinneringsplaquetten. De liefde voor het blonde Tiroler bergpaardje is hier overduidelijk aanwezig.

Zowel Gerrit als Jan, neven van elkaar, groeiden op tussen de Haflingers en kregen de liefde voor de gouden paardenpracht uit Oostenrijk met de paplepel ingegoten. Beiden maakten ze de ontwikkeling van het ras van nabij mee. Gerrit op wat uiteindelijk zijn Haflingerhoeve zou worden; Jan een paar dorpen verderop bij zijn vader op fokstal ’t Jentink.

Welkom

Cosmilla liet in Aalten geen nafok na. Maar vader Wim was om en schafte in de jaren daarna nog twee jonge merries aan, waaronder Brigitte, die uit zou groeien tot de stammoeder van de Haflingerhoeve en in 1970 Nationaal Kampioen in de lichte klasse zou worden.

De populariteit van het ras groeide snel in Nederland. Al in ’62 was de eerste exterieurkeuring hier een feit. Juryleden uit Oostenrijk kwamen over om hun expertise ten toon te stellen.

De paardjes die daar ten tonelen verschenen, waren nog echte trekpaardjes. Gerrit: “Ze waren klein, hooguit 1.40, en kort en beknopt, compact gebouwd.”

De import van Haflingers ging intussen gestaag door. Tot 1968 zouden er zo’n duizend paarden vanuit Tirol naar Nederland verhuizen. De dieren werden geroemd om hun trekkracht, hun taaiheid en hun uithoudingsvermogen. Daarbij waren ze sober in hun onderhoud, braaf en vruchtbaar. Onder het zadel en aangespannen maakten ze een uitstekende indruk. Zelfs fervente trekpaardmannen waren gecharmeerd.

De eerste hengst uit Tirol had de toepasselijke naam Welkom. Nieuwe eigenaar Toonen had een vooruitziende blik, want hij koos toen al voor een wat lichter en rijtypisch vaderpaard. De hengst is van grote invloed geweest op de fokkerij in Nederland, vooral via zijn zoon Were-di van de Vrijthof. Ook Wim kreeg in 1976 met de hengst Winner een zoon van Were-di op stal.

Waar Wim op den duur kon leven van de fokkerij, is dat voor zoon Gerrit niet meer weggelegd. Voor hem is het hooguit een bijverdienste. Hij verdient zijn brood als loonwerker en heeft zoals vele fokkers en hengstenhouders, op stal een aantal enthousiaste meiden rondlopen die hem helpen met de dagelijkse verzorging en het trainen van de dieren.

“Het dekgeld is laag, er zijn gewoon teveel paarden en mensen willen een paard dat kant en klaar is,” aldus Gerrit. Daarnaast bestaat er, zoals voor zoveel stamboeken geldt, onder de jeugd weinig enthousiasme voor de fokkerij – één van de redenen voor de oprichting van het Jong KVTH.

Ook Jan heeft een fulltime baan. Hij werkt in een grafimediabedrijf. Als veelgevraagd jurylid op keuringen en tentoonstellingen reist hij stad en land af, maar behalve een broodje en een bak koffie houdt hij daar weinig aan over.

Steeds groter en sportiever

De Haflingers die Gerrit op de Haflingerhoeve heeft staan, laten zich geenszins meer definiëren als bergpaard. In vijf decennia tijd is het karrenpaardje van weleer getransformeerd in een moderne sportpony.

“Uiteindelijk bepaalt de vraag waar we naartoe willen,” legt Jan uit. “Maar je bent er nooit. Je wilt altijd verder.” Hij schetst hoe de Haflinger steeds meer gefokt wordt in het zogenaamde ‘rechthoekstype’. “Dus langer gelijnd, met een langer voorbeen en een langere hals, die moet ‘verjongen’ naar het hoofd, waardoor het paard makkelijker nageeflijk te rijden is.” De Haflinger is hierdoor als vanzelfsprekend steeds geschikter geworden voor de sport.

Toch betekent vooruitgang niet altijd verbetering, weten ook Jan en Gerrit. Jan: “Meer lengte betekent soms concessies. Bijvoorbeeld een onvoldoende lange croupe.” Hier spreekt de keurmeester. Hij doelt op een te weke overgang tussen de achterhand naar de lendenenpartij en een te kort kruis.

Maar het kost nou eenmaal tijd om bepaalde ontwikkelingen in goede banen te leiden. Fokken betekent risico’s nemen, een vooruitziende blik hebben en een gok durven wagen. En vooral geduld hebben.

Zo is er in de jaren zeventig wel geëxperimenteerd met Arabierenbloed, om de Haflinger te veredelen. Maar de nakomelingen waren niet verkoopbaar, omdat het moederstamboek in Oostenrijk voorschrijft dat Haflingers raszuiver moeten zijn.

Bovendien was het kruisen achteraf niet nodig geweest. Jan: “Het resultaat is er nu ook, het had dus ook zonder gekund. Met een streng selectiebeleid en een fokleider die de juiste richting bepaalt, kan het snel gaan. Dat is een keuze die je maakt. In Tirol kon dat, hier in Nederland lukt je dat niet. Hoe meer personen er mee praten, hoe langer het duurt.”

De laatste twintig jaar ging het hard met de ontwikkeling van de Haflinger. Met name de vraag naar een wat hogere stokmaat nam toe. Haflingers van 1.55 zijn geen uitzondering meer.

“Luxer willen ze allemaal wel,” zegt Gerrit over de vraag van zijn klanten. “De jeugd wordt groter en wil een paard van rond de 1.50. Alleen de menners willen eigenlijk niet groter dan 1.48, omdat ze anders niet meer mee kunnen doen bij de pony’s. Maar de Haflinger moet toch vooral een allround recreatiepaard blijven,” aldus Gerrit. “Het karakter en de beweging worden dan ook steeds belangrijker.”

Het enige dat niet veranderde is de kleur; Haflingers zijn en blijven voskleurig, van heel licht tot koffievos, met blonde manen en staart. Wit aan de benen mag, maar liefst zo weinig mogelijk. En witte of zwarte pigmentvlekken, ‘groter dan een 2Euro-munt’, zijn al helemaal uit den bozen. Een bles moet niet te groot zijn, maar hierbij speelt de persoonlijke voorkeur van de fokker zeker ook een rol. Zo ziet Gerrit graag een – niet te brede – bles, terwijl Jan een druipkol prefereert.

Eén koers

Na ruim vijf decennia kan Nederland zich goed meten met de top van de Haflingerfokkerij in Tirol. Met name de plaats Ebbs, waar één van de twee moederstamboeken in Oostenrijk gevestigd is, vormt nog steeds de bakermat van de Haflingerfokkerij.

Maar Oostenrijk is trots op de Haflinger en zal er dan ook alles aan doen om voorloper te blijven in de fokkerij.

Eén van de maatregelen om de fokkerij daar zuiver te houden, is een verbod op het houden van privéhengsten. Op die manier bestaat er honderd procent controle op de vaderdieren in de fokkerij. Ter illustratie; Gerrit zou in Oostenrijk dus zelf geen zeggenschap hebben over zijn hengsten! Een verstrekkende maatregel, maar een belangrijke basis voor het succes van de Haflingerfokkerij in Noord-Tirol.

In Nederland echter zoveel meningen als richtingen.. Wat er, om kort te gaan, voor heeft gezorgd dat er hier sinds 2013 twee Haflingerstamboeken bestaan: het aloude, dat in 1996 omgedoopt werd tot Koninklijke Vereniging Het Nederlandse Trekpaard en de Haflinger – en waar dus tot op heden nog altijd de trekpaarden onder vallen, en het nieuw opgerichte Nederlands Haflinger Paarden Stamboek.

Beide stamboeken zijn aangesloten bij de Wereld Haflinger Vereniging (HWZSV), en volgen dus in essentie dezelfde koers. Veel hengstenhouders, waaronder Gerrit, zijn dan ook aangesloten bij beide stamboeken.

Jan, tegenwoordig bestuurslid van het NHPS, en Gerrit zijn het aardig eens over die koers. De Haflinger moet vooral niet té groot worden. “Dan is het geen Haflinger meer,” zegt Jan nuchter. En er zijn al genoeg rassen voor de sport. Topsport kán, met een Haflinger. Maar daarvoor moet je in eerste instantie niet voor een Haflinger kiezen.”

Dat Haflingers wel degelijk kunnen presteren, weet ook Gerrit. Zijn 14-jarige fokmerrie Iris mag komend seizoen Z-dressuur starten. En onlangs verscheen in het nieuws nog een bericht over internationaal dressuuramazone Susanne Hamilton, die met haar stoere Haflinger Lutz hoge ogen gooit binnen het dressuurgeweld, dat toch vooral gedomineerd wordt door kastelen van warmbloeden.

Ooit binnengehaald als klein en robuust landbouwpaardje, maar dat is de moderne Haflinger al lang niet meer. De traditioneel Oostenrijkse halsters vol koperen beslag waarmee de dieren werden voorgebracht, zijn al jaren geleden vervangen door iele showhalstertjes, waarin de ranke en edele koppies nog beter tot hun recht komen. Lange sokken en baardharen worden netjes bijgeknipt en menig Haflinger staat ’s nachts op stal onder een dekentje, om de vacht glad en schoon te houden.

Maar sportpaarden hebben we al genoeg, zien gelukkig ook de fokkers en de keurmeesters. De Haflinger moet bovenal een allround famliliepaard blijven. Mét een paar stevige billen!

[Binnen de Haflingerfokkerij bestaan van oorsprong 7 bloedlijnen, te weten de A-, B-, M-,N-, S-, St- en W-lijn. Alle lijnen zijn terug zijn te voeren op de hengst Folie, geboren in 1874 in het plaatsje Hafling in Zuid-Tirol. Hengst Welkom stamt uit de zevende generatie W-lijn. Het KVTH kent meerdere predikaten, die worden toegekend aan hengsten, ruinen en merries die bepaalde resultaten hebben bereikt. Zo is er een sterpredikaat voor goede fokmerries; het elitepredikaat voor merrie’s en ruinen op basis van exterieur en het sportpredikaat voor dieren die in het gebruik goede resultaten hebben behaald. Tot 1988 werden er bij de merriekeuringen een lichte en een zware klasse gehanteerd.]