In gesprek met dr. Nienke Endenburg over One Welfare

‘Een dier kan alleen een goed therapiedier zijn als er oog is voor zijn welzijn’

Al ruim dertig jaar is dr. Nienke Endenburg, feitelijk opgeleid en werkzaam als GZ-psychologe, verbonden aan de Faculteit Diergeneeskunde. Ze leidt onder meer het H-Pwr onderzoek, een zogenaamd One Welfare onderzoek waarbij oorlogsveteranen werken met paarden. Daarnaast is Nienke hoofddocent, geeft lezingen, is verbonden aan diverse nationale en internationale organisaties én de trotse eigenaresse van vier paardenvrienden.  

 

[Tekst] Nienke, hoe ben jij als psychologe op de Faculteit Diergeneeskunde terechtgekomen?

“Ik wilde eigenlijk dierenarts worden, maar werd uitgeloot. Toen ben ik psychologie gaan studeren aan de Universiteit van Utrecht. Aan het eind van die studie moest ik een scriptie schrijven. Bij toeval las ik in de gang een briefje waarop stond dat ze bij Diergeneeskunde iemand zochten die onderzoek wilde doen naar de relatie tussen mens en dier. ‘Dat ben ik!’, dacht ik. Uiteindelijk ben ik gepromoveerd op dat onderwerp. Sinds 2000 bestaat er binnen de Faculteit Diergeneeskunde een aparte afdeling Dier, Wetenschap en Maatschappij, waar ik aan verbonden ben. Ik hou me vooral bezig met One Welfare.

 

One Welfare?

“Daarmee wordt het welzijn van mens én dier bedoeld, terwijl die in een bepaalde omgeving in interactie zijn met elkaar. Zo doe ik samen met onder andere gedragsbiologen onderzoek naar de positieve effecten van het werken met honden en met paarden - respectievelijk het V-Pwr en H(van ‘horse’, red.)-Pwr onderzoek - voor oorlogsveteranen met therapie resistente PTSS. We kijken of deze veteranen daar iets aan hebben. Maar we willen óók weten hoe het met die dieren gaat. Want als het niet goed gaat met hen, is dat niet alleen slecht voor hun welzijn, maar kunnen het nooit goede hulpdieren zijn.”

 

Laten we ’s kijken naar het H-Pwr onderzoek; hoe ziet dat er in de praktijk uit?

“Voordat we met een onderzoek starten, moet het goedgekeurd zijn door de Medisch Ethische Toetsingscommissie. Dan wordt bepaald hoeveel casussen, dus in dit geval veteranen, er nodig zijn voor een significant resultaat. Bij H-Pwr zijn dat er 72. In koppels van twee werken zij gedurende twaalf weken één dag per week steeds met hetzelfde paard. Je moet weten dat veteranen met therapie resistente PTSS veelal een laag zelfbeeld en een kort lontje hebben. Daarbij zijn ze zijn zeer cognitief ingesteld. Ze hebben geleerd om hun gevoelens uit te zetten. Niet voor niets, want in een oorlogssituatie heb je niks aan emoties. Hun manier van communiceren werkt uitstekend in oorlogsgebied, maar als ze terugkeren in de burgermaatschappij en hun gezin, kan dat problemen opleveren. De meesten hebben al allerlei therapieën achter de rug, die onvoldoende hebben geholpen. In het H-Pwr onderzoek kijken we of de interactie met een paard hen kan helpen om bij hun emoties te komen.”

 

Wat zie jij zoal gebeuren tussen de veteranen en paarden?

“Sommigen stappen de ring in met een houding van ‘HIER KOM IK!, met de vuisten gebald. In de maatschappij maken die – meest - mannen snel ruzie. “Ik kan niet met mensen”, zeggen ze dan. Maar ze zijn zich totaal niet bewust van hun lichaamshouding. Een paard draait zich op zo’n moment simpelweg om en gaat ergens anders staan. De frustratie die dat oproept, kan juist werken als een opening, een kantelpunt, om die veteranen bewust te maken van wat hun houding teweegbrengt. Het gaat dus over zelfreflectie; dat paard laat de veteraan naar zichzelf kijken, terwijl het paard gewoon zichzelf blijft. De meest moeilijke opdracht is ‘wees in het moment met het paard’. Dat is heel ingewikkeld, want deze mannen en vrouwen willen iets dóen. Een concrete opdracht. Zij maken ‘in het moment zijn’ tot een doel op zich. We hadden een veteraan die stevig zijn armen om het paard heen deed en hem dwong te knuffelen. Dat paard liep weg, waarop die man enorm kwaad werd. Dán gebeurt er iets en kun je het ergens over hebben.”

 

Rijden de veteranen ook tijdens het H-Pwr onderzoek?  

“Het mag, hoeft niet. Maar aan het einde van de twaalf weken rijden ze allemaal.  Ze voelen zich  oncomfortabel als ze geen controle hebben. Die leren ze vanaf de grond op den duur loslaten. Want hard trekken of schreeuwen; het heeft allemaal geen enkele zin. Dat paard loopt gewoon weg. Maar zónder oordeel! Als datzelfde paard dan op een gegeven wél doet wat jij wilt.. Wauw! Dát is een overwinning!”

 

Mooi! Maar even terug naar One Welfare; hoe meten jullie het welzijn van de veteranen en de paarden?

“De veteranen vullen vragenlijsten in. Maar goed, paarden kunnen geen vragenlijsten invullen. Dus worden er hartslagmetingen gedaan en speekselmonsters afgenomen, zowel bij de veteranen als de paarden. Die monsters gaan naar de Universiteit van Wenen, waar de gehaltes van het stresshormoon cortisol en het knuffel hormoon oxytocine gemeten worden. Zo kunnen we monitoren in hoeverre die waarden gedurende de twaalf weken veranderen. De voorlopige resultaten zijn zeer hoopgevend. Maar tot het onderzoek helemaal is afgerond, noem ik H-Pwr bewust geen therapie, omdat ik nog niet wetenschappelijk hard kan maken wat de interactie tussen veteranen en paarden precies doet.”

 

Toch zijn paarden al veel langer zeer geliefde therapiedieren. Hoe komt dat, denk jij?

“Een paard is groot, warm, geeft steun en je kunt dingen met hem doen zonder dat hij daar een oordeel over heeft. Ik zet in mijn GZ-praktijk aan huis regelmatig mijn eigen paarden in. Vooral bij adolescenten, die vaak helemaal geen zin hebben om wéér met iemand over hun problemen te praten. Onlangs had ik hier een jong meisje. Zij wilde graag met Philip werken, mijn jonge, nog zeer onervaren ruin van ruim 1.75 meter. Nou, ze had nog nooit zoveel over haar problemen gepraat! Over fouten maken, dat Philip dat ook deed en ook nog heel veel moest leren. En dat dat niet erg is. Verder deed ik niet zoveel. Philip ook niet. Die stond daar zo’n beetje. ‘Philip, ik kan je wel kussen!’, dacht ik. Maar let wel, zoiets werkt alléén als het paard een goede verstandhouding heeft met de mens en er oog is voor zijn paardenwelzijn. Wordt dat aangetast, ervaart hij pijn of kan hij zijn natuurlijke gedrag niet uiten, zal hij daar onherroepelijk op reageren. Hij ontwikkelt misschien wel gedragsproblemen, die kunnen ontaarden in gevaarlijke situaties. Dáárom is het zo belangrijk dat we ons verdiepen in paardenwelzijn. Niet alleen voor therapiepaarden, maar voor álle paarden!”

 

Dat gebeurt te weinig?

“Op veel stallen schiet de kennis over paardenwelzijn tekort. Eigenaren weten te weinig wat een paard écht nodig heeft. Iedereen praat elkaar na en intussen worden de paarden vermenselijkt. Dat is niet per se verkeerd. Dat hebben we nodig om een band met onze paarden te vormen. Daardoor wordt een paard een individu. Maar vervolgens gaan we té antropomorf met hem om; we stoppen hem alleen in een stal, met een dekentje op, omdat wíj het koud hebben. Wanneer paarden worden ingezet als therapiedieren neemt dat antropomorfiseren soms zelfs gevaarlijke vormen aan. Als een paard poept, wordt er bijvoorbeeld doodleuk gezegd dat de cliënt dingen moet loslaten. Of wanneer het paard uitschacht, dat de cliënt seksuele problemen heeft. Dat vind ik zó schadelijk! Daar raken mensen nog meer door getraumatiseerd! Daarnaast spelen prestige en eergevoel vaak een rol in de omgang met paarden. Niet zelden wordt paardenwelzijn opgeofferd aan een oranje lintje.”

 

Tot slot; is er nog toekomst voor de paardensport, bezien vanuit jouw One Welfare perspectief?

“Een fanatieke groep mensen in de samenleving wil dat paardensport zo snel mogelijk wordt verboden. Elke keer wanneer er incidenten naar buiten komen, is dat koren op hun molen. Wij moeten als paardenhouders daarom meer ons best gaan doen om excessen in alle disciplines, van hoog tot laag, uit te bannen. Natuurlijk is daar een rol weggelegd voor organisaties als de KNHS. Maar we zijn als paardenhouders vooral zélf aan zet. Want excessen vinden net zo goed plaats in onze achtertuin. Niet alleen aan de top. We staan er nu bij en kijken ernaar, maar durven elkaar er niet op aan te spreken. Als dat niet gebeurt, ben ik bang dat we over tien jaar geen paard meer rijden. Dat zou ik heel jammer vinden.”

 

[Kader - Nienke Endenburg (61) over haar bijzondere positie bij de Faculteit Diergeneeskunde

Nienke: “Ik hang overal een beetje tussenin, wat me de vrijheid geeft om te schakelen met experts vanuit verschillende vakgebieden. Naast onderzoeker naar One Welfare ben ik onder meer coördinator van het Landelijk Expertisecentrum Dierenmishandeling. In 70% van de gevallen hangt dierenmishandeling namelijk samen met huiselijk geweld. In mijn lessen aan studenten diergeneeskunde maak ik hen bewust van de signalen waaraan ze dierenmishandeling kunnen herkennen en hoe ze het best kunnen handelen om verdere escalatie te voorkomen. Daarnaast houd ik me, als lid van de World Small Animal Veterinary Association, bezig met het welzijn van dierenartsen en paraveterinairen, die het zwaarder hebben dan we denken. Velen raken snel na hun afstuderen burn out.”] 

  

[Kader - Als lid van de Raad voor Dieraangelegenheden werkte Nienke mee aan de Zienswijze Dierbare Hulpverleners, speciaal ontwikkeld om het welzijn van hulpdieren te waarborgen.

Nienke: “Therapieën waarbij hulpdieren worden ingezet zijn booming business. Maar naar hun  welzijn wordt niet of nauwelijks gekeken. In de Zienswijze pleiten we voor professionalisering; voor de komst van een beroepsvereniging en de verplichting tot een gedegen opleiding voor iedereen die met dieren en kwetsbare mensen wil werken. Daarbij zou ik graag zien dat er meer onderzoek gedaan wordt naar het welzijn van hulpdieren.”]