Maarten Ducrot; van tekentafelwielrennen naar paardrijden

Vooral zijn stemgeluid zal velen direct bekend in de oren klinken. Niet gek, want als wielercommentator voorzag Maarten Ducrot op televisie jarenlang de grote koersen van deskundig commentaar. Onlangs nam hij afscheid, om zich volledig te kunnen richten op Centaur, zijn gloednieuwe paardrijschool. Bit & Cap zocht hem op, voor een goed gesprek over commitment van binnenuit, een radicale koersverandering en bovenal de liefde voor paarden.  

 

‘Als jouw intentie klopt, komt het paard tevoorschijn, als een danser’

 

[Tekst] Onlangs nam je afscheid als wielercommentator bij de NOS. Een bewuste keuze?

“Ja. Het was tijd. Ik merkte dat er steeds minder tijd was om daadwerkelijk bij de koers te zijn. Ik zag steeds meer analisten voor, tijdens en na, met een presentator. Toen kwam er ook nog Corona bij en mochten we niet eens meer naar de koers toe. We zaten met z’n allen te wachten tot de microfoon openging en deden ons taakje, in plaats van dat we met elkaar een uitzending maakten. Ik voelde me een pion in een machine. We waren tekentafelwielrenners geworden.”

 

Tekentafelwielrenners?

“Verbinding is de commitment van mensen aan een gezamenlijk doel. Wij willen samen iets, daarom zijn we bij elkaar. Vergelijk het met een peloton wielrenners. Samen gaan we harder dan alleen. Dan gaat het makkelijker. Maar we gaan ook dichter bij elkaar rijden. Dat is gevaarlijk. Dat betekent dat je moet kunnen vertrouwen op degene die vóór je rijdt. Die twee ingrediënten vormen de essentie van een sociaal systeem. Als leidinggevende moet je dat niet met bureaucratie verstoren. Maar veel bestuurders binnen een organisatie gaan juist in hun eigen bestuurlijke bubbel ronddraaien. Ze verliezen daardoor de verbinding met de praktijk, met de mensen die ze besturen. Het gezamenlijke doel verdwijnt en hun structuur wordt iets wat de mensen op de werkvloer gaan nadoen. Die moeten er vervolgens bij gesleept worden, terwijl ze anders uit zichzelf gekomen waren.”   

 

Hier spreekt de voormalig organisatieadviseur?  

“Dat was ik inderdaad. Dan maakte ik een rapport over een probleem wat een leidinggevende zei te hebben. Dat gaf ik hem terug. In feite praatte ik hem dus een probleem aan. En dan huurde hij mij in om het op te lossen. Dat voelde al van het begin af aan raar aan. Ik voelde dat het niet klopte wat ik deed, maar ik had er de tekst niet bij. Ik herinner me een moment op de dijk bij Kamperland, in 1992, tijdens een rondje fietsen. Toen viel alles op z’n plek. Ik heb daar staan schreeuwen: “Van binnenuit, het moet van binnenuit komen!” Je moet de mensen op de vloer zélf vragen hoe ze er tegenaan kijken en wat zij willen. Daar begint het oplossen. Het is een groeiproces in plaats van een veranderproces. Ergens zijn we allemaal tekentafelwielrenners. Want wanneer je invloed wilt uitoefenen, manipuleer je altijd. Ook als ruiter bij een paard. Maar je intentie, het idee van waaruit je dat doet, moet zuiver zijn. Je doet het om het paard te laten groeien, als jouw metgezel. Zoals een manager zijn medewerkers wil laten groeien. Niet omdat hij resultaat wil zien.”

 

Ah, dáár zit de parallel met de paardensport. Hoewel jij zelf pas op latere leeftijd bent gaan rijden?

“Mijn dochter Maud wilde op paardrijles. Ik was toen 47. Zat ik daar anderhalf uur te kijken, naar uiterst ongeruste dieren, die werden bereden door bange, roze meisjes. Met nog bangere moeders achter het glas. Langs de kant zat een instructrice die riep wat die pony’s moesten doen. Tot dan toe had ik zelf nooit het idee gehad om te gaan rijden. Maar paarden hebben voor mij wel altijd iets mythisch gehad. Ik had echt wat met ze. Op een bepaald moment wilde ik zelf toch ook les. Ik mocht op Jim, een enorme ruin. Stel je voor: Ducrot, met een fietshelm op en kaplaarzen aan, tussen die roze meisjes op die kleine pony’s. En die mevrouw aan de kant maar gillen. Ik verkrampte totaal, ben afgestapt en met Jim naar haar toegelopen. “Jim en ik zijn bereid álles voor u te doen,” zei ik. “Maar houd op met dat gegil.” Dat was mijn laatste les daar.”

 

Haha! En daarna?

“Ik ben naar een kleine pensionstal gegaan, waar ook les werd gegeven. Daar reed ik op een dressuur gefokte merrie. Maar als een kip een knipoog gaf, zat zij al in rengalop. Ik reed een keer in stap langs een lichtmast, toen de elektriciteitsdraad daar tegenaan tikte. Het volgende moment stond zij aan de andere kant van de bak, terwijl ik nog aan de ene kant lag, op mijn rug, zonder dat ik wist wat er gebeurd was. Ik heb in geen enkele valpartij op de fiets ooit zoveel pijn gehad. Ik werd bang. Maar wat ik ontdekte, in vrij korte tijd, was dat wanneer ik relaxt was, zij dat ook was. Bang zijn is niet erg, maar dan gaat het erom moed te vatten. Dus ik praatte met dat paard. Prevelde een beetje: “Je zult wel weer een brandnetel zien die iets doet. Weet dat ik daar erg ongerust over ben en dat ik jou ook een beetje nodig heb.” Maar echt ontspannen was het niet. Daar begon het zoeken; hoe kan dat anders? Ik ben onder meer de boeken van Klaus Hempfling gaan lezen. Hij spreekt ook over van binnenuit. Maar in heel wollige, koeterwaalse termen. Aanvankelijk dacht ik: wat een vaag ui. Maar hij weet wel waar hij het over heeft en hij laat zien dat hij het ook in de praktijk kan brengen.”

 

Intussen had je Potje gekocht?

“Ja. Een Andalusiër van toen net zeven. Gefokt in Cordoba. 1.68 meter, wat kneiter hoog is voor een Andalusiër, met ongelukkige lange benen, naar binnen staande voeten en een onderhals. Wat hebben ze daar gedaan: aan zijn oren draaien, prikkeldraad op zijn neus.. Achteraf kwam ik erachter dat hij gedrild was. Maar op dat moment had ik alleen maar lol met hem - hij heet ook nog officieel Pocholo XI, wat lolligheid of grappig betekent. ‘Potje de Elfde’. Elke dag maakte ik ritten van 30 kilometer met hem, 15 km per uur gemiddeld. Knallen! Wat betekent dat er ook in mij iets zit dat wil presteren om een resultaat te halen. En dat ik daarvoor elk instrument gebruik, mezelf, een fiets, Potje, om dat maar te halen. Dat beest heeft wat afgezien met mij.. Als hij mij zag en hij wist dat ik iets van hem wilde, deed hij eerst ‘het licht uit’ en probeerde hij weg te lopen. Maar als hij dat deed, was hij nog meer de lul. Dan ging ik hem rondjagen, net zolang tot hij bleef staan. Naar verloop van tijd had ik een ‘dood’ paard. Zeer gehoorzaam en ook nog licht – want o wee als hij niet reageerde.. Ik had volledig overgeslagen te kijken naar wat hij eigenlijk aankon en vroeg net zolang door tot hij resultaat liet zien. Uiteindelijk deed hij het dan maar. Totdat ik hem echt stuk had.”

  

Wanneer kwam de omslag?

“In 2016 kwam ik terug uit de Tour de France. Ik had ‘m vier weken niet gezien. Daar stond-ie dan: een droevig, ongelukkig, broodmager paard. Er zaten geen spieren meer op. Het was verschrikkelijk, om te huilen! Ik stond, om in wielerjargon te spreken, met mijn pik in het zand. Dat ik dat niet eerder had gezien. Ik besefte dat ook ik in het plaatje aan het acteren was gegaan. Omdat ik in de boekjes en in de filmpjes had gezien wat er mogelijk is met een paard. Dat was ik gaan produceren. Nadoen. Maar mijn intentie was niet zuiver naar hem toe. Ik wilde alleen maar mijn zijn hebben, resultaat zien van Potje.”

 

Toen begon de zoektocht naar hoe het wél moest?

“Via Maud kwam ik terecht bij Bianca Boonacker, een alternatief therapeute. Nadat zij één minuut om Potje heen had gelopen, vroeg ze: “Wie rijdt er op dat paard?” Voorzichtig stak ik mijn vinger op. “Dan zou ik er maar ’s even een half jaar niet opgaan,” zei ze. Ik kreeg grondwerkoefeningen van haar. Maar ik had veel te weinig kennis van hoe een paard zich lichamelijk ontwikkelt, geen zicht op wat balans was. Tot ik in contact kwam met Marijke de Jong en straightness training. Dat was een enorme eye opener. Zij leerde me dat er een aantal vaste basisprincipes zijn bij de ontwikkeling van een paard. Dat een paard net als een mens links en rechts is, dus asymmetrisch. En dat je hem, als je op hem wilt gaan zitten, eerst fysiek moeten leren jou te tillen. Die basis is steeds hetzelfde: hij moet zijn gewicht naar achteren weten te brengen, naar links én rechts kunnen buigen en dat in de loop kunnen vasthouden. En hij moet leren zijn binnen- en buitenbeen onder de massa te zetten. Meer smaken zijn er niet. Als je hem dat bijbrengt, kan hij zich in balans houden en kun jij hem dingen gaan vragen, in lichtheid. Maar de fases waar hij doorheen gaat, liggen vast. En de ene bouwt voort op de andere. Als je dat eenmaal gaat zien, zie je de progressie in het fysieke van zo’n paard. Die is leidend. Het is de spiegel van hoe hij er mentaal in zit.”  

 

 

Je hebt er, middels je rijschool, zelfs je core business van gemaakt?

“Ja. Ik realiseerde me dat ik me in mijn werk als organisatieadviseur naar die leidinggevenden steeds meer ging gedragen zoals ik naar Potje had gedaan. Die leidinggevenden verdienen anderhalve ton per jaar. Ga eens leidinggeven, dacht ik dan. Ik werd er buitengewoon druistig van, narrig, boos bijna. Maar dat werkte natuurlijk tegengesteld. Daarop besloot ik al mijn opdrachten terug te geven. Sinds mijn afscheid als wielercommentator richt ik me nu volledig op Centaur.”

 

 

Wat bied jij precies aan?

“Ik wijd je in, in de principes van die progressie, zoals ik die van Marijke de Jong heb geleerd. Dan ga je vanzelf de parallellen zien met wat jij doet op de werkvloer. Natuurlijk stel ik je vragen: ik zie je dit doen bij het paard, dus ik vermoed dat je dat als leidinggevende ook doet. Alleen al de manier waarop mensen kennismaken met het paard, daar begint het al. Wat is-ie braaf, zeggen ze dan. Maar wat wil je? Een paard dat zich niets van je aantrekt of eentje die meedoet? Ik reik je geen methode, geen truc aan. Je moet zelf aan de bak om je anders te verhouden tot dat paard. Maar als jouw intentie klopt, komt dat paard tevoorschijn! En als dat je lukt, kun je dat ook vertalen naar de werkvloer. Vooralsnog richt ik me dus vooral op mensen met leidinggevende functies, maar uiteindelijk is mijn doel om deze tent open te zetten voor iedereen. Ik wil mensen laten meegenieten van wat hier is en de kennis die ik heb opgebouwd. Dat heb ik te geven. Dat heeft betekenis. Voor zowel mens als paard. Want een beter mens betekent een beter en blijer paard. Kijk maar naar Potje!”

Hoe gaat het nu met hem?

“Goed! Zeker driekwart van wat ik met hem doe, is grondwerk. Linksachter vind hij nog steeds rete moeilijk. Maar nu weet ik wat ik moet zien en kan ik het vragen. Vroeger deed ik maar wat. Eerder had Potje totaal geen kont. Hij gooide zich volledig over de voorhand. Maar hij begint een kont te krijgen joh! Ik kan nu heel langzaam galopperen, terwijl ik er als een vorst opzit! En hij begint te piaferen! Toen hij het eenmaal snapte, ging hij het zelf aanbieden. Dan gaat die kop omhoog, gaat-ie rond staan, dan wordt ie zó mooi! Het is een buitengewoon gevoelige jongen, om maar niet te zeggen een watje. Maar als hij eenmaal tevoorschijn komt, dan heb je wat. Hij is echt mijn maat. Mijn band met hem voelt als gelijkwaardig. Potje heeft weer lol met mij. Hij is ‘aan’ en doet mee. Dat is spelen! Als het dan lukt, sta ik hardop te lachen! “Jáá!!!!!””

 

 

[Kader 1 - Behalve van Marijke de Jong leerde Maarten waardevolle lessen van de Amerikaanse paardentrainers Ross Jacobs en Harry Whitney. Daarnaast vond hij inspiratie in het werk van de Portugees Nuno Oliveira, een grootmeester in de academische rijkunst én diens leerling Dominique Barbier.

Maarten:

“Van Ross Jacobs leerde ik hoe de samenwerking met een paard light en soft kan zijn. Light als in dat jij hem heel lichtjes wat vraagt. Soft als in dat jij loslaat, hem zelf laat nadenken, zodat hij je gaat zoeken. Ik wacht dus op antwoord. Dan voelt het paard zich gezien en gaat meedoen. Dan is er een gesprek, in plaats van dat ik hem vertel wat hij moet doen. Maar ik stel wel een duidelijke vraag. Wat sommige mensen gaan doen, is tip toen; ‘ik durf het bijna niet te vragen, maar zou je alsjeblieft..’ Daar wordt een paard niet zeker van.

Via Ross kwam ik bij Harry Whitney terecht. Hij vertelde me dat als je een paard als partner ziet, je moet accepteren dat hij zijn eigen gedachten heeft. Een paard gaat daarheen waar zijn gedachten zijn. Dus moet jij hem op andere gedachten brengen. Maar niet door hem te dwingen. Want dan boor je alleen maar een gaatje in zijn hoofd en giet je daar jouw gedachten in. Dan komt er niks van binnenuit. “It takes the time it takes,” zegt Harry. “Don’t do it to him,” maar laat hem zelf op andere gedachten komen. Laat hem zelf tegen zijn eigen grenzen aanlopen.

Een andere held van mij is Nuno Oliviera. Volgens hem zijn er twee soorten ruiters. De een ziet zijn paard als instrument. Die zegt: “Ik zorg ervoor dat mijn paard zo goed mogelijk presteert, zodat ik het resultaat krijg wat ik wil.” Dat zijn buitengewoon capabele ruiters, die precies de juiste hulpen op het juiste moment weten te geven. Daarnaast is er de ruiter die zegt: “Mijn paard is een levend wezen. Die dien ik ten alle tijden te respecteren en te zien als een metgezel, een partner, op weg naar de top.” Dat betekent dat je hem ook toestaat fouten te maken. Want alleen dan geef je hem de kans om tevoorschijn te komen. Kijk naar Mathieu van der Poel, profrenner. Hoeveel wedstrijden heeft hij niet verloren door zijn domme manier van koersen. Maar daardoor heeft hij ook de grootste overwinningen behaald. Als hij tevoorschijn komt, is hij glorieus. Dat geldt evengoed voor die paarden; de ene produceert. Zonder glans. Die andere komt tevoorschijn, als een danser.”]

 

[Kader 2 - Over Maarten

Maarten Ducrot (1958) is opgeleid als sociaal psycholoog en econoom. In de jaren tachtig verwierf hij bekendheid als succesvol profwielrenner. Na zijn wielercarrière richtte hij samen met oud voetbalinternational Hans van Breukelen de Stichting Top Support op, om topsporters op een andere, meer menselijke manier te begeleiden. Daarnaast was hij lange tijd actief als organisatieadviseur en becommentarieerde hij twintig jaar lang wielerkoersen op nationale televisie. In 2022 richtte hij thuis in het Gelderse Bruchem zijn Paardrijschool Centaur op]