Remco Sikkel over de diagnose PPID: “Hoopvol in plaats van hopeloos”

‘Ik wil met dit boek paarden helpen’

Al een tijd kampt je paard met vage klachten. Tot overmaat van ramp raakt hij ook nog hoefbevangen. Een bloedtest volgt: PPID. Even stort jullie wereld in. Maar niet getreurd, er is ook goed nieuws. Want met de kennis van nu kunnen jullie nog jaren samen vooruit!

Waar herken je als eigenaar PPID aan?

“Er is een hele reeks met uiteenlopende klinische verschijnselen, die allemaal kenmerkend zijn voor deze ziekte. De vier meest voorkomende zijn een opvallende vachtverandering, spierafbraak, veel drinken en veel plassen en apathie (sloom, overdreven volgzaam). Vachtverandering is van deze verschijnselen de meest unieke. Al het andere kan namelijk ook een andere oorzaak hebben. Maar als je dát ziet, weet je vrijwel zeker dat het PPID betreft. Daarbij is een paard dat in de herfst (eind aug – begin okt) hoefbevangen wordt in plaats van in de lente, absoluut een rode vlag.”

Omdat ook dat kenmerkend is voor PPID?

“Ja. In het najaar past bij alle zoogdieren de hormoonproductie zich aan aan de naderende winter, de zogenaamde seizoensgebonden stijging. Het aanleggen van vetvoorraden is daarvan het logische gevolg. Het hormoon ACTH, waarvan het paardenlijf in deze periode meer produceert, is hier verantwoordelijk voor. Maar bij PPID-ers gaat de ACTH-waarde dan ineens heel sterk omhoog, waardoor er enorme hormoonbalansverstoringen in het paardenlijf ontstaan. Alle klinische verschijnselen worden erger, maar vooral hoefbevangenheid zet nu door. In de lente, toen de ACTH-waarde lager was, glipten deze paarden er nog net tussendoor.”

Het lijkt wel alsof steeds meer, ook jongere paarden, de diagnose PPID krijgen?

“Dat is niet zo. Maar door sociale media weten eigenaren zelf veel meer over de aandoening, waardoor ze eerder in die richting kijken. Waar voorheen werd gedacht dat een paard ‘gewoon’ ouderdomsklachten had, denken eigenaren nu eerder aan PPID. We houden oude paarden veel langer bij ons dan vroeger en willen graag tot het eind zo goed mogelijk voor ze zorgen. Daarnaast is de diagnostiek de laatste jaren sterk verbeterd, waardoor ook dierenartsen sneller geneigd zijn om bloedonderzoek uit te voeren. We weten intussen dat 17 jaar geen harde grens meer is en dat een vachtprobleem lang niet het enige klinische verschijnsel is.”

Is het altijd nodig om de diagnose te stellen?

“Ik vind van wel. Omdat het een onomkeerbare ziekte betreft die erger wordt wanneer je niet ingrijpt. De zenuwafbraak kun je niet remmen, maar de hypofysevergroting wel. Hoe eerder je erbij bent, hoe meer problemen en leed je kunt voorkomen. Voor je paard, maar ook voor jezelf!”

Hoe wordt vastgesteld dat een paard PPID heeft?

“Altijd op basis van bloedonderzoek (waarbij gekeken wordt naar de ACTH-waarde in het bloed) én de klinische verschijnselen. Dit om te voorkomen dat een paard medicijnen krijgt die het niet nodig heeft, of andersom. Tot op heden is er geen enkele test die 100% zekerheid geeft. Maar wanneer zowel bloedonderzoek als klinische verschijnselen wijzen op PPID, kun je er met zekerheid van uitgaan. Eigenlijk zou je bij aanvang standaard twee keer moeten testen; Een keer tijdens de seizoensgebonden ACTH-stijging en een keer daarbuiten. Daarna blijft bloedonderzoek met regelmaat nodig om te kijken hoe de medicatie aanslaat.”

Welke medicijnen zijn er voorhanden?  

“Pergolide, synthetische dopamine, is op dit moment het enige middel dat de ACTH-waarde naar beneden krijgt. Het is in Nederland alleen verkrijgbaar in pilvorm, onder de merknamen Prascend en het goedkopere Pergoquin. De medicatie grijpt in ná de zenuwafbraak. Die is al een feit, die repareer je niet meer. Die afbraak zal verder gaan, waardoor de medicatie op den duur verhoogd zal moeten worden. Soms zijn de bijwerkingen van pergolide echter te groot. Denk aan apathie, diarree en/of niet willen eten. In de meeste gevallen is het dan afdoende om even te stoppen met de medicatie en een paar dagen later weer heel voorzichtig te beginnen. Maar doe dit altijd in overleg met je dierenarts!”

Is pergolide de enige remedie?

“Wat veel wordt toegepast is monnikspeper, om het gebruik van pergolide uit te stellen of er minder van te geven. Monnikspeper werkt als dopamine. Het heeft een positief effect op de klinische verschijnselen, met name de het meest in het oog springende, zoals vachtverandering. Maar monnikspeper krijgt de ACTH-waarde niet en nooit omlaag. Het is dus geen vervanging van pergolide! Feit blijft dat de zenuwafbraak doorgaat, veel klinische verschijnselen blijven bestaan en de hypofyse groter en groter wordt.”

Hoe kun je, naast medicatie, zo goed mogelijk voor je PPID-er zorgen?

“Blijf vooral zo dicht mogelijk bij de natuurlijke behoeften van je paard. Dan bedoel ik veel bewegingsvrijheid, sociale contacten met soortgenoten en, als de gezondheid het toelaat, de mogelijkheid om te grazen. Daarnaast hebben alle klinische verschijnselen waar je paard last van heeft allemaal specifieke zorg nodig. Dat betekent bijvoorbeeld het scheren van de vacht, infecties en wormbesmettingen goed in de gaten houden, het gewicht en de spierafbraak van je paard in de gaten houden en zeer attent zijn op tekenen van hoefbevangenheid. Houd verder je vaccinaties op orde; PPID-ers zijn nu eenmaal gevoeliger voor andere kwalen. Daarbij hebben veel PPID-ers gebitsproblemen, doordat ze vatbaarder zijn voor ontstekingen. Je zult de tandarts dus vaker moeten laten komen. Probeer je paard tenslotte zo veel mogelijk stressvrij te houden. Stress leidt tot de aanmaak van meer cortisol, wat het risico op aan cortisol gerelateerde problemen bij PPID-paarden vergroot. Hoefbevangenheid voorop.”

En qua voeding?

“Overleg bij voorkeur met een voedingsdeskundige. Een PPID-er heeft meer eiwitten nodig om spierafbraak tegen te gaan. Veel PPID-paarden (één á twee op de drie PPID-ers) hebben bovendien insulinedisregulatie (ID), een grote hormonale ontregeling waarbij de bloedsuikerspiegel uit balans raakt. ID veroorzaakt en/of verergert hoefbevangenheid. Het beste kun je een PPID-er daarom voeren als ware het een hoog risico hoefbevangen paard. Dat betekent suikerarm en vezelrijk voer.”

Tot slot: Is de diagnose PPID per definitie slecht nieuws?

“Zeker niet! De levensverwachting van een paard na de diagnose PPID mét kwaliteit van leven is nu tien jaar. Ik kreeg een reactie van iemand die mijn boek had gekocht: “Moet ik huilen van verdriet omdat mijn paard een onomkeerbare ziekte heeft en ik er niet meer voor kan weglopen? Of moet ik huilen van blijdschap, omdat ik nu eindelijk begrijp wat mijn paard heeft en weet wat ik kan doen,” schreef ze. Wat mij betreft is het dat laatste; Wanneer je er bijtijds bij bent, kun je samen nog jaren vooruit! Wees hoopvol in plaats van hopeloos!”

[Wat is PPID?

PPID (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction) is een onomkeerbare neurologische ziekte, waarbij zenuwafbraak in een deel van de paardenhersenen de oorzaak is van een ingrijpende hormonale stoornis in het paardenlijf. In de hersenen bevindt zich de hypothalamus. Daar vandaan lopen zenuwen naar een gedeelte dat daar vlak onder zit, de hypofyse. Bij PPID breken die zenuwen, in feite de besturing, naar het middelste gedeelte van de hypofyse (middenkwab) langzaam af. Die zenuwen maken normaal gesproken het hormoon dopamine aan, dat werkt als rem op de werking van de middenkwab. Door het gebrek aan dopamine wordt die werking niet langer geremd en wordt er van bepaalde hormonen, de zogenaamde melanocortines, te veel aangemaakt. Het hormoon ACTH is daarvan het bekendste. Deze hormoonbalansverstoring veroorzaakt een hele reeks aan gezondheidsproblemen bij het paard. Daarnaast zwelt de middenkwab van de hypofyse steeds meer op, waardoor deze meer ruimte in beslag neemt. Uiteindelijk zal de hypofyse op de eromheen liggende weefsels in de hersenen gaan drukken, met bijvoorbeeld ataxie of blindheid tot gevolg.

PPID is níet de Ziekte van Cushing

PPID werd voorheen wel de Ziekte van Cushing genoemd. Dit is onjuist. De Ziekte van Cushing wordt namelijk veroorzaakt door een probleem in de voorkwab van de hypofyse. Hoewel veel klinische verschijnselen overeen komen met die van PPID, ligt de oorzaak dus ergens anders. 

Wie is Remco Sikkel?

Remco Sikkel schreef eerder boeken over hoefbevangenheid en hoefkatrolontsteking. Met name door zijn klantencontacten als hoefverzorger realiseerde hij zich dat er behoefte was aan een duidelijk boek met eensluidende informatie over PPID.

Remco: “De belangrijkste drijfveer voor mij om dit boek te schrijven is paarden helpen. Ik hoop dat dit boek ertoe bijdraagt dat zoveel mogelijk paarden in een zo vroeg mogelijk stadium de juiste zorg krijgen.”]

 

[De IJslandse merrie Sæla (16) van Astrid Vredenburg was pas 11 toen ze de diagnose PPID kreeg

‘Goed management is het allerbelangrijkste’

Astrid: “Het begon met plotselinge hoefbevangenheid aan beide voorvoeten, in maart 2017. De zomer door ging het aardig, maar in september kreeg ze linksvoor een hoefzweer. Hoewel haar ACTH-waarde niet heel hoog was, werd ze in september tóch positief getest op PPID. ‘Hoe kan dat?’, dacht ik. ‘Ze is pas 11?!’ Sæla had bovendien lang niet alle klinische verschijnselen – de vachtproblemen bijvoorbeeld heeft ze pas sinds twee jaar. Ook is toen de gebitsaandoening EORTH vastgesteld. Ik ben haar wel meteen Prascend gaan geven. Eerste een halve tablet, later een kwart per dag. Totdat ze in de winter van 2018 heftige bijwerkingen kreeg: Ze was apathisch, at slecht, had last van krampkoliek en was heel gevoelig op alle hoeven. Een tijd lang gaf ik af en aan wel en geen medicatie. Een dierenarts adviseerde me toen naar slechts een achtste pil te gaan. Sindsdien gaat het goed. Sæla is wakker, fit en voorwaarts en ze krijgt weer body. Naast medicatie is goed management het allerbelangrijkste! Ik heb voeradvies gevraagd en we zijn verhuisd naar een plek waar Sæla beter in de kudde past. Zolang je de verzorging maar goed op orde hebt, is een PPID-paard houden prima te doen.”]