Leraar en leerling. Twee mannen, één passie. Ze kunnen er uren naar kijken. Én over praten. Een gesprek met een bijzonder duo. Over bijenbrood, moeren en melkkoeien.
“Lekker in de thee,” zegt Jarno droog, gevraagd naar wat hij straks met al die honing wil gaan doen. “En misschien een beetje verkopen.”
Eerst de tussentijdse toets maar ‘s halen. “Ik moet nog wel even een uurtje in het boek lezen.”
Jarno van Dijken (25) raakte door zijn moeder ‘besmet’ met het virus en besloot een basiscursus imkeren te gaan volgen.
Een middag lang probeerde hij zich te voegen tussen de cursisten van Albert Koopman (56), docent van de Nederlandse Bijenhouders Vereniging. Maar Jarno kreeg, om met de bijen te spreken, geen moer mee van de lesstof.
“Ik ben geen groepsmens. In een groep functioneer ik niet.”
Albert zag de jongen worstelen. En besloot voor hem een uitzondering te maken.
En dus krijgt Jarno nu wekelijks privéles tussen de ruim 30 kasten van Albert, in diens tuin in het Drentse Oosterhesselen.
Een bijenhouder is nog geen imker
“De basiscursus imkeren is bedoeld om zelfstandig te kunnen imkeren,” vertelt Albert. “De cursus wordt normaal gesproken in groepen gegeven en duurt het hele jaar, tot en met kerst. We bootsen een heel seizoen na.”
Tijdens de cursus leren de cursisten alles over de samenstelling van een volk, hoe het functioneert en vooral hoe je als imker dient te ‘werken in een volk’, zoals Albert het noemt.
“Werken betekent de bijen naar je hand zetten. Het volk is het mechanisme. Dat moet je zien als één dier. Je moet snel kunnen werken, om de warmtehuishouding (het is in de kast constant 35 graden) niet te verstoren.”
Als imker ben je niet alleen verantwoordelijk voor je bijen, maar dien je er ook voor te zorgen dat zij geen overlast bezorgen aan de omgeving.
Albert: “Je kunt als imker veel beïnvloeden. Door te letten op de standplaats en de uitvliegroute bijvoorbeeld. Door een heg of een schutting te plaatsen, zullen ze de lucht ingaan en vliegen ze over de mensen heen.”
Een volk ontwikkelt zich continu, volgens een bepaalde cyclus. Met een ingenieus reddingsmechanisme zorgt het volk er voor dat het overleeft. Wanneer de koningin, de ‘moer’ van een volk weet dat er een opvolgster voor haar in de maak is, vertrekt ze en ontstaat er elders een nieuw volk, vaak op een ongewenste plek.
Albert vervolgt: “In één volk zitten in de zomer tussen de 40- en 50-duizend bijen. Elk dier wil toe naar voortplanting. Ook bijen. Zwermen is dan hun natuurlijke drang. Dat proces moet je zien te tackelen. We foppen ze, door het volk kleiner te maken. We halen de koningin en ramen met broed weg; een aflegger.”
“Er komt meer bij kijken dan ik dacht,” heeft ook Jarno intussen gemerkt. “Maar hoe meer je weet, hoe makkelijker het wordt.”
“Maar een bijenhouder is nog geen imker,” merkt Albert op. “Sommigen zijn te rechtlijnig. De bijen doen niet wat er in het boekje staat, hoor ik dan terug.”
Albert’s melkkoeien
Afgaande op de alarmerende berichtgeving in de media, gaat het barslecht met de bijen. Toch valt het met de honingbijen wel mee.
“Als imker kun je sturen door te reizen met de bijen,” relativeert Albert. “Voor ons zijn het net melkkoeien. Maar de biodiversiteit is te klein geworden. Vroeger hadden de boeren heel veel rommelhoekjes. Al die verschillende bloemen en planten zorgen voor de broodnodige diversiteit, onmisbaar voor de bijen. Door de monocultuur van tegenwoordig is dat helaas verdwenen.”
Het voedsel dat de bijen nodig hebben, het zogenaamde bijenbrood, samengesteld uit stuifmeel en nectar, heeft daardoor onvoldoende kwaliteit. Als gevolg daarvan worden de bijen ziektegevoeliger. In die zin hebben ook de honingbijen het zwaarder dan voorheen.
Dat reizen met de bijen, naar bijvoorbeeld koolzaadvelden en heide, zorgt behalve voor een goede bijengezondheid ook voor al die heerlijke verschillende soorten honing. En natuurlijk voor de o zo belangrijke bestuiving in de natuur. Want bestoven en onbestoven fruit is een wereld van verschil, zowel in smaak als in opbrengst.
Een ander gevaar waar de honingbijen mee te kampen hebben, is de globalisering. Daardoor zijn bedreigingen van buitenaf, zoals de beruchte varroa-mijt, de kleine kastkever en recentelijk de Aziatische hoornaar, letterlijk steeds dichterbij gekomen. Ook daar speelt een goede imker, onder meer door behandeling van de bijen met organische zuren, op het juiste moment en op de juiste manier op in.
Voor wat hoort wat
Als de imker goed voor zijn bijen is, krijgt hij daar een hoop voor terug. In de eerste plaats natuurlijk honing.
“Er komt gemiddeld 20 kg van een volk, dus van een kast. Per seizoen heb ik ongeveer 700 kilo.”
Bang dat hij ermee blijft zitten, hoeft Albert allerminst te zijn. Zijn voorraad raakt altijd schoon op. “Er is nog steeds een tekort aan honing in Nederland. Het wordt voor van alles gebruikt, ook in de industrie.”
Wanneer de imker de honing weghaalt, ruilt hij die om voor suikerwater. De honing is immers de wintervoorraad van zijn bijen.
Behalve honing produceren de bijen nog iets dat heel waardevol is voor de mens: propolis.
Albert: “Een soort kithars, dat de bijen in hun kasten verwerken. Het werkt als een antibioticum. Ik maak er zalf en tinctuur van.”
En dan is er nog de mede; honingwijn! Een eeuwenoude alcoholische drank.
Jarno luistert aandachtig mee. Hij ziet een toekomst als imker helemaal voor zich. Zélfs het sociale aspect ervan lijkt hij niet te schuwen.
“Imkers zijn wel heel sociale mensen, hè..”. De meester lijkt zijn leerling voorzichtig te willen waarschuwen. “Ze hebben altijd de drang om het andere mensen ook te leren. Je zult zien dat de buurman bij je komt staan.”
Maar Jarno ziet het allemaal wel zitten. “Ik ben op zich heel sociaal, maar in een groep functioneer ik niet. Dan ben ik heel snel afgeleid.”
Niet in de steek laten
Imkeren is verslavend. De meeste imkers houden het dan ook niet bij een kast. Maar uitbreiding heeft wel degelijk een meerwaarde.
“Ik adviseer altijd om nooit één volk te houden. Dan ben je te kwetsbaar en loop je teveel risico,” aldus Albert.
Hij imkert heel bewust met Carnica-bijen, “een geïmporteerd ras dat oorspronkelijk uit de Alpenlanden komt. Ze staan nog dicht bij de oorsprong.”
Ook Jarno heeft reeds voor dit ras gekozen: “Het is precies het ras dat ik wil. Ze kunnen de omstandigheden hier in Nederland veel beter aan dan andere rassen.”
Albert heeft Jarno een volkje beloofd wanneer hij klaar is met de cursus. En niet zonder reden. “Er zijn reeds drie imkers in jouw omgeving met Carnica-bijen,” weet hij. “Dat geeft straks een betere bevruchting en houdt de bijen raszuiver.”
Die raszuiverheid heeft nog een extra functie: “Minder raszuiver betekent dat ze steeklustiger worden. Dan komen de slechte eigenschappen naar boven.”
Albert neemt zijn rol als docent duidelijk heel serieus en pakt zijn verantwoordelijkheid waar het kan. Een verantwoordelijkheid die niet stopt nadat zijn cursisten afgezwaaid zijn. Als mentor blijft de docent nog een tijd lang vraagbaak voor zijn oud-leerlingen. En als iemand er een potje van maakt, voelt hij het als zijn plicht om bij te sturen. “Een hond of kat laat je ook niet zomaar aan zijn lot over.”
De imker leert zelf ook nog steeds bij. “Ik wil alles leren op het gebied van bijen.” Hij klinkt vastbesloten. “De lerarenopleiding koninginnenteelt, specialist bestuiving, coördinator gezondheid.. Met bijenhouden ben je nooit klaar.”
Jarno is al even enthousiast. Het zal bij hem hoogstwaarschijnlijk niet bij één volkje blijven. “Het gaat sowieso wel een beetje uit de hand lopen ja,” glimlacht hij, gevraagd naar de toekomst. “Reizen met de bijen lijkt mij ook wel leuk. En misschien een keer een volkje verkopen.”
[Een bijenvolk heeft altijd 1 koningin, de moer. Het enige dat zij doet, is eitjes leggen. In de zomer telt een volk 45- tot 50-duizend werksters en 1,5- tot 2000 darren. Werksters beginnen hun leven als cellenpoetsster en voedster. Daarna worden het wachtbijen en de laatste weken van hun leven halen ze de hele dag door water, stuifmeel en nectar. Na zes weken overlijden de werksters, volledig opgebrand. Darren zijn er alleen in het zwermseizoen. Hun taak is het bevruchten van een naburige koningin. Dat bekoopt de dar met de dood. Darren die geen koningin hebben weten te bevruchten, keren terug naar de kast. Vanaf dat moment dienen ze nergens meer voor. En dus worden ze er in augustus in één nacht uitgewerkt: de zogenaamde darrenslacht.]