Het Hobbelpaardenhospitaal

Elly geeft antieke hobbelpaarden hun oude glorie terug

Hobbelpaarden verenigt u! Want er is hoop. Al ben je nog zo kaal en vaal, zonder enig behang en ontbreken zelfs je ogen en je oren; Puppenmutti Elly maakt je weer als nieuw!

Bij binnenkomst springt het prachtige vosbonte hobbelpaard bijna létterlijk in het oog, zo mooi is het. “Maar die is niet te koop hoor. Die hou ik zelf.” Een ander, valkkleurig exemplaar, is dat wel. Evenals de twee paarden die ernaast staan. Maar daar moet nog wel het een en ander aan gebeuren…

“Ik schrok wel toen ik deze zag. Die werd gisteren gebracht,” zegt Elly Trahe-Nales (62). Ze kijk ietwat zorgelijk naar een zwart hobbelpaard, dat er niet bepaald jofel uit ziet. De vacht is er deels af, de ogen en oren ontbreken, evenals de manen en de staart. Ook tuig is er niet. Maar Elly kennende, weet ze ook dit dier uiteindelijk zijn schoonheid terug te geven.

Puppenmutti van huis uit

Elly, die zelf vroeger helaas nooit een hobbelpaard had, groeide op in het Gelderse Groenlo, als kind van een naaister en een kroegbaas. Tegenwoordig woont ze, samen met haar man Jürgen, in het Duitse Borken, net over de grens.

Het opknappen lijkt Elly in het bloed te zitten. “Mijn vader knapte antieke spullen op. En ik maakte dingetjes voor mijn poppen. We waren thuis altijd aan het prutsen. Ik maakte zelfs een tuigje voor onze herdershond; die moest dan om me heen lopen, als een paard.”

Elly, vroeger een typisch paardenmeisje, herinnert zich nog goed hoe ze bij de caféklanten centen bietste voor haar eerste ponykamp. “Als ik mijn vlechten zelf kon maken, mocht ik gaan van mijn moeder. Toen we aan het eind van de week weer opgehaald werden, wilde ik niet mee naar huis. Zo leuk vond ik het.”

De liefde voor paarden bleef. Elly ging professioneel aan het werk als verzorgster en amazone op diverse springstallen en bleef ook daarna paarden invlechten voor anderen.  

Op een dag vroeg een kennis haar om hulp. “Die had een paard met een pluk uit de staart. Of ik daar iets aan kon doen,” vertelt Elly.

Ze ging op zoek naar paardenhaar en kreeg via via een zak thuis. “Van de slager, vol maden. Maar ik moest wat hebben om mee te oefenen.”

Van het een kwam het ander. Wat begon als hobby, werd langzaam aan een professie. Elly ging in de leer bij een pruikenmaker om te leren weven en zo van het paardenhaar haarstukken te maken, voor staart, manen en manentop.

Tegenwoordig verkoopt Elly haar paardenhaarstukken aan particulieren, maar ook aan professionals, die de stukken gebruiken in shows of tijdens concoursen.

Maar bovenal gebruikt Elly het haar zelf, voor haar hobbelpaarden. Het is Elly’s handtekening en maakt haar werk zo uniek.

Teamwork

De meeste hobbelpaarden die Elly onder handen krijgt, verkeren in erbarmelijke staat.   

Niet zo vreemd, als je bedenkt dat er eerst jarenlang mee gespeeld en op gestoeid is en het paard daarna vaak decennia lang in een hoek van de schuur of op een stoffige zolder gestaan heeft.

Maar hoe slecht de paarden er ook aan toe zijn, Elly weet er raad mee.

Haar eerste hobbelpaard vond ze zo’n 20 jaar geleden op de rommelmarkt in Winterswijk. “Het zag er niet uit en was een beetje zielig. Ik heb toen een beetje uitgedacht hoe ik het kon opknappen. Zo is het begonnen.”

Door de jaren heen verzamelde ze een vast team van mensen om zich heen met wie ze de stukken antiek speelgoed restaureert en hun oude glorie terug geeft.  

De werkwijze is daarbij vrijwel altijd dezelfde en een ieder heeft daarin zijn of haar eigen taak.

Elly: “Eerst moet het hout worden behandeld tegen houtworm en worden gebeitst. Het paard zelf gaat onder de douche en laat ik buiten drogen. Daarna neem ik het mee naar de kelder, waar ik mijn werkplaats heb. Daar meet ik het op.”

Dat opmeten is nodig voor de staart en de manen die Elly de hobbelpaarden geeft; van écht paardenhaar dus – dat vandaag de dag gelukkig vrij is van ongedierte.

“Het haar komt van een bezem- en handstoffenfabriek. Ik koop het schoon in. En verf het zo nodig in de kleur die de klant wenst.”

Haar tweede hobbelpaard, dat Elly vond in een winkeltje in de buurt, is het paard dat nog altijd in de woonkamer prijkt. Het geldt als een van haar topstukken, temeer vanwege het vel. “Dat paard heeft nog kalfsvel,” aldus Elly. “Maar daar kan ik niet meer aankomen.”

Zodoende is ze, als het vel niet meer te redden is, aangewezen op andere stoffen. Die vindt ze bijvoorbeeld op de stoffenmarkt.

Vervolgens gaat het paard naar de meubelmaker, die het paard ermee bekleedt. Deze maakt ook vaak nieuwe oren.

Tot slot brengt Elly het paard naar de zadelmaker die het voorziet van een passend zadeltje en hoofdstelletje. “Alles van leer maakt hij. Het zadeldekje maak ik.”

Én dan is er natuurlijk nog manlief Jürgen. “Hij taxiet en mag de gaten boren,” lacht Elly. “Voor de staart en om het paard te bevestigen op de plank of de hobbel. Maar alles wat ik zelf kan doen, doe ik het liefste zelf. Soms haal ik de ogen of de oren van een pluchen beest af, als ik vind dat die goed passen.”

Stuk voor stuk bijzonder

De meeste hobbelpaarden vindt Elly op rommelmarkten (“Trödelmarkten”, zoals ze die zo mooi noemt) en op Internet. Maar steeds vaker weten klanten haar zelf te vinden.

Alle hobbelpaarden zijn stuk voor stuk bijzonder. Geen een is hetzelfde en veelal zijn het erfstukken die al generaties lang meegaan in een familie.

Toch is er een type paard dat Elly vaak terug ziet:

“Hobbelpaarden van de firma Meijer. Die zijn heel herkenbaar. Ze hebben allemaal dezelfde stijl en stelling, met dat pootje in dezelfde stap en het rode randje op het hout. En ze zijn heel stevig.”

De paarden waren immers oorspronkelijk bedoeld als speelgoed dat tegen een stootje moest kunnen.

Overigens komen lang niet alle paarden op een ‘hobbel’. Die werd er vroeger namelijk los bijgeleverd en is niet zelden zoek geraakt.

Het restaureren van een antiek hobbelpaard kost veel tijd en aandacht. Het is geen productiewerk en zal dat wat Elly betreft ook nooit worden. Hoeveel aanvragen ze ook krijgt. “Ik wil er één af hebben voordat ik weer aan een andere begin. Het gebeurt niet vaak dat er zoveel staan als nu. Het is en blijft liefhebberij voor mij. Een betaalde hobby,” besluit ze.