Het Klompenmuseum in Eelde rekent af met oubolligheid
Souvenirwinkels hangen er vol mee: klompen. Naast de tulp en de molen hét symbool van Nederland. Maar klompen zijn lang zo Nederlands niet als we denken. En zeker niet oubollig! Boerenvee ging langs in Eelde en zag hoe het Internationaal Klompenmuseum het imago van de klomp oppoetst.
Klompen zijn bij uitstek geschikt voor het dragen in natte gebieden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de oudst bekende klomp, daterend omstreeks 1270, gevonden is in het gebied dat nu bij Rotterdam hoort.
Maar klompen zijn van alle windstreken! Over de hele wereld worden ze al eeuwenlang gedragen, zoals is terug te zien in het Internationaal Klompenmuseum in Eelde.
Ik word hartelijk ontvangen door Bertus van den Hof (71), de pr-man van het museum. Hij stelt zichzelf voor als ‘diversionair’. Een titel met een knipoog. Maar tekenend voor het enthousiasme en de bevlogenheid waarmee de ruim zestig vrijwilligers het museum draaiende houden.
Het is vanmorgen een komen en gaan van medewerkers en bekenden. Vier vrijwilligers zijn bezig met het inrichten van de nieuwe tentoonstelling Pracht en Praal, waarmee het museum dit seizoen een knipoog zal maken naar het Rembrandt-jaar. De klompen uit de collectie die deel uit moeten gaan maken van de nieuwe expositie zijn reeds uit het depot gehaald.
Sinds de opening in 1990 verzamelde het museum om en nabij 4500 paar klompen uit meer dan 40 landen. Een indrukwekkende collectie die nog altijd groeit. Terplekke! Want onder de koffie worden er twee tassen vol klompen gebracht. Afkomstig uit Zweden. Meegenomen door iemand die daar familie heeft.
Het levenswerk van de gebroeders Wietzes
Het museum is ontstaan vanuit de klompenverzameling van de gebroeders Eiso en Egbert Wietzes. De broers, zelfs klompenmakers in Eelde, verzamelden in hun werkzame leven ongeveer 600 paar klompen, die toentertijd gewoon in hun winkel te zien waren.
“Zij zagen steeds meer collega’s om hen heen die stopten. De verkoop liep terug en veel klompenmakers konden niet meer van hun ambacht leven. Om te voorkomen dat hun product voorgoed zou verdwijnen, vroegen de broers hen dan een paar klompen voor de verzameling,” vertelt Bertus.
Hij wijst op de Nederlandse klompen aan de muur; inderdaad zijn de punten allemaal net even anders; stomp, of juist heel scherp. En waar de één heel sober van kleur is, is de ander heel bont.
“In feite is de klomp de handtekening van de maker,” legt Bertus uit. “Geen klomp is daarom hetzelfde. In kleurstelling en vorm zijn ze allemaal uniek. Ook de Wietzes-klomp.”
Die zijn overigens nog steeds te koop, al worden ze tegenwoordig machinaal vervaardigd. “Door Nijhof in Enter. Maar wel aan de hand van de originele mallen.”
De broers Wietzes onderscheidden zich daarnaast ook in het maken van orthopedische klompen.
“Vanuit het ziekenhuis in Groningen werden mensen doorverwezen. Hier werden hun klompen vervolgens aangepast,” aldus Bertus, die met zijn eigen dochters nog naar de broers ging. “Dat is de reden dat mijn dochters zulke mooie rechte benen hebben,” lacht hij.
Elke klomp vertelt een verhaal
Tijd voor een rondleiding. Achter elke klomp in het museum schuilt een verhaal. En Bertus, als boerenzoon al zijn leven lang klompendrager, is een goede verteller.
Zo zijn er de Marker bruidsklompen, prachtig versierd met houtgravures.
Bertus: “Als een jongen met zijn meisje wilde trouwen dan sneed hij een paar klompen voor haar. Op zondagavond, kort voor hij aan boord wilde gaan om weer een week de zee op te gaan, gaf hij die haar. Als zij, wanneer hij op vrijdagavond terug kwam van het vissen, op zijn klompen op de kade op hem stond te wachten, hoefde hij niets meer te vragen en gingen ze trouwen.”
We lopen langs oude werkbanken en foto’s en houden stil bij een tros klompen aan de muur. “Daar hangt letterlijk dertien in een dozijn,” zegt Bertus. “Op deze manier werden klompen vroeger op de markt verkocht. Dertien voor de prijs van twaalf. Want de klompenmaker gaf altijd één paar extra mee, mocht er een niet goed blijken te zijn. Dat was goedkoper en veel makkelijker dan eventueel nawerk.”
In een hoek staan op een oude tafel een stel oude, op het oog vrij saaie en gewone klompen.
Maar schijn bedriegt. En dat is precies waar deze klompen voor gemaakt waren: Smokkelen! In tijden van oorlog bijvoorbeeld.
Bertus laat me zien hoe er in de dubbele bodem ruimte was voor schaarse en kostbare waar zoals bijvoorbeeld chocolade en/of sigaretten.
Maar de meest geniale vondst is misschien wel de smokkelklomp met de omgekeerde voetafdruk; Bij elke stap deed de voetafdruk namelijk vermoeden dat de richting van de wandelaar precies tegenovergesteld was!
Klompen zijn hip!
Klompen bestaan zodoende in vele soorten en maten. Maar het basismodel is door de eeuwen heen vrijwel onveranderd.
“Daar zit het grootste probleem van de klomp,” stelt Bertus. “Mensen associëren klompen met boeren, armoede en vroeger. Ze willen geen klompen meer dragen.”
De harde cijfers spreken boekdelen. Ons land kende in 1920 zo’n 4000 klompenmakers. In 1950 waren dat er nog maar zo’n 1.700. Vandaag de dag zijn er nog slechts 12 klompenfabrieken over. En ook voor hen geldt dat de productie terug loopt. Handmatig worden klompen vrijwel niet meer gemaakt. Een handvol klompenmakers voert het ambacht nog als demonstratie-ambacht uit.
De klomp heeft dus een imago-probleem.
Bertus: “Bij het woord klompen denken velen dat ze weten wat het zijn. Het woord klomp geeft een bepaald beeld. Maar wij zien hier dat er zoveel meer is, zoveel ander houten schoeisel. Wij gruwen hier van de oubolligheid.”
Bertus loopt daarom in het museum bij voorkeur níet op klompen. Al is dat misschien wel wat de gemiddelde bezoeker zou verwachten van iemand die een rondleiding geeft. “Maar wij willen een ander beeld van de klomp laten zien.”
Hij schroomt niet om zelfs een stap verder te gaan. Hij moet wel, met het oog op de toekomst.
“Je moet met de tijd mee, met de mode mee. We zijn bereid om concessies te doen. In materiaal bijvoorbeeld.”
Om die reden werkt het museum graag samen met diverse kunstenaars en bekende shoe designers, zoals bijvoorbeeld de Amsterdamse ontwerpster Winde Rienstra.
“Op die manier kunnen we de klomp via een andere weg laten zien. We willen de klomp weer hip zien te krijgen.”