Hennie Lensink (71): ‘Ik hoop een van de oudste marathonlopers te worden’
Met zijn 91 marathons is hij een voorbeeld voor velen. Ook dit jaar staan er alweer drie op het programma. Nog even en dan komt de 100e in beeld. Een ongelooflijke prestatie, vooral omdat Hennie Lensink, 71, pas op latere leeftijd is begonnen met hardlopen. Maar het ging hem niet altijd zo gemakkelijk af als nu. Achter de rij medailles schuilt ook verdriet en diepe dalen. Zijn sport hielp hem er bovenop.
Stil zitten is voor Hennie geen optie. Hij heeft een moestuin, een stuk of wat schapen en kippen om voor te zorgen, is in het dorp actief als drager bij uitvaarten en daarnaast mollenvanger bij een tiental boeren in de buurt. Maar bovenal kennen de inwoners van het Drentse dorp Dalen hem als hardloper. ‘Die man van de marathons.’ Regelmatig zien ze hem zijn kilometers maken in en om het dorp. Alleen of met anderen. Want om fit te blijven, legt Hennie zo’n 40 kilometer per week af, staat hij in de sportschool en volgt een avond boks training.
Wie hem nu ziet, slank en afgetraind, zal niet vermoeden dat Hennie ooit totaal immobiel was. Met alle lichamelijke en mentale gevolgen van dien. Tot het roer omging. En hoe.
Onfortuinlijke sportman
Als het om sport ging, was Hennie altijd al bloedfanatiek. In zijn jeugd op het voetbalveld, later als judoka.
“Op het Open Kampioenschap Judo ben ik destijds 2de van Nederland geworden. Het ging hartstikke goed,” vertelt hij.
Totdat hij op zijn 28e tijdens een onschuldig potje sparren zwaar geblesseerd raakte.
“Ik was een lichtgewicht. Mijn tegenstander een zwaargewicht. Dat geeft op zich niet. Ik sparde wel vaker met hem. Maar hij was nogal vurig. Op een gegeven moment paste hij een staande verwurging toe. De scheidsrechter riep nog “maté!”. Maar het was al te laat. Hij trok me naar beneden en toen was het ‘krak krak’. Had ik mijn nek gebroken.”
Een half jaar bracht Hennie door in het UMCG, waarvan vier maanden helemaal plat. “Ik mocht niet overeind. Dus als er bezoek was, kon ik ze niet zien. Maar het was een hele leuke afdeling hoor,” relativeert hij zijn leed. “Ik heb heel veel lol gehad.”
Na een succesvolle revalidatie mocht hij naar huis. Sporten was echter verleden tijd.
“Ik mocht minimaal 20 jaar niet sporten hadden de artsen gezegd. Het ging ook niet. Ik heb nog wel eens geprobeerd te wandelen, maar ook dan had ik te veel last, vooral van hoofdpijn.”
De onfortuinlijke geschiedenis trok een wig op Hennie’s jonge gezin en kostte hem uiteindelijk zelfs zijn huwelijk. Hij bouwde een nieuw leven op en kwam terecht in Dalen, met zijn tweede vrouw Truus. Werken ging net, halve dagen achter de tekentafel van een bedrijf waar hij voor zijn ongeluk werkte als cv installateur. Van zijn ooit zo sportieve inborst was, letterlijk, weinig meer over.
“Na die 20 jaar was ik 85 kilo. Bij 1,65 meter lichaamslengte. Ik at ongezond en deed niet veel. Ik zat vooral binnen. Het niet meer kunnen sporten had me depressief gemaakt. Dan heb je automatisch minder interesse in andere dingen.”
Dat er iets moest gebeuren, wist hij al langer. “Mijn bloeddruk was te hoog en ik had last van hartritmestoornissen. Allemaal niet gezond natuurlijk.”
Maar de échte wake up call was een foto. Van zwarte piet.
De omslag
“Ik kreeg foto’s onder mijn neus, dat ik zwarte piet was op het werk. Ik zag mezelf en dacht: ben ik dat? Die dikke, pafferige, zwarte piet? Dat kan écht niet meer! Dat was het moment dat de knop om ging.”
Hennie besloot zijn leefstijl om te gooien. Gezonder eten in de eerste plaats, maar ook meer bewegen.
“Ik was toen net 51. Wat kon er nou nog gebeuren met die nek? Met stil zitten zou ik ook niet oud worden. Eigenlijk was de keuze dus niet zo moeilijk.”
Hij vond een trainingsschema in de krant, voor de vier mijl van Groningen – “drie maanden trainen en dan kon je de vier mijl lopen”- en besloot de sprong te wagen. Maar Hennie zou Hennie niet zijn als hij niet tot het uiterste zou gaan.
“Ik ben heel voorzichtig begonnen. Trainen ging op zich wel goed. Maar ik ben nog nooit zo stuk geweest als die dag in Groningen. Ik kan nu een marathon lopen en dan voel ik me fitter dan toen. Dat is het probleem met mij met sport; ik had drie kwartier moeten doen over die vier mijl. Ik liep ‘m nog net niet binnen het half uur.”
Na de vier mijl van Groningen sloot hij zich aan bij de plaatselijke hardloopclub Codac, viel in totaal 20 kilo af en liep een jaar later al zijn eerste marathon, in Amsterdam. Achteraf gezien niet verstandig.
“Ik had daar beter nog een jaartje mee kunnen wachten. “Mijn spieren deden zó’n zeer. Ik doe dit nooit meer, dacht ik.”
Toch liet hij zich overtuigen het nogmaals te proberen. Door één man in het bijzonder.
“Ben Mars. Hij heeft me destijds naar de marathon van Rotterdam begeleid. Ben liep altijd de marathon van Rotterdam. We trainden veel samen en gingen vaak samen naar wedstrijden.”
Maar Ben werd ziek. Longkanker. Tien jaar geleden overleed hij. Sindsdien loopt Hennie de marathon van Rotterdam in zijn naam.
“Al zal ik geen andere lopen, die móet. Zolang ik kan, ga ik naar Rotterdam. Dat heb ik hem beloofd. Als ik daar door de finish kom, vraag ik altijd twee medailles. Eén hang ik bij hem, aan zijn steen.”
Zelfs een operatie kon Hennie vorig jaar niet afhouden van deelname aan de marathon van Rotterdam.
“Na een wedstrijd kwam ik thuis en werd beroerd; misselijk, hoofdpijn en een hele lage hartslag. In het ziekenhuis bleek dat ik geopereerd moest worden. Ik had een dikke en stugge hartspier en hartritmestoornissen. Waarschijnlijk een gevolg van al die jaren niets doen. “Dan wel graag snel,” zei ik. “Want ik moet in april de marathon van Rotterdam lopen.” Het gaat nu goed. Ik heb geen last meer gehad.”
Sporten als therapie
Maar er speelt meer mee dan alleen het verlies van Ben. Hennie verloor zijn eigen zoon Iwan en zijn kleindochter Mylanie. “Mijn zoon kreeg een hersentumor. Hij was 14. En onze kleindochter van anderhalf is overleden aan een spierziekte.”
Mede daarom doet hij vandaag de dag regelmatig mee aan loopevenementen voor het goede doel. Én wandelde hij vorige zomer naar Santiago de Compostela.
“Ik wist op voorhand eigenlijk niet waarom ik dat ging doen. Niet bewust. Ik wandel op zich graag. Ik heb ook al 14 keer de Nijmeegse Vierdaagse gedaan. Pas toen ik aankwam, begreep ik de reden: ik liep voor mijn zoon en voor mijn kleindochter. Om mijn verlies te verwerken. Ik heb daar op het plein twee uur gehuild. Als een kind. Alles kwam boven. Het voelde als een bevrijding.”
Marathons, de Nijmeegse Vierdaagse, Santiago de Compostela; Hennie’s doelen zijn per definitie groot. Het is nou eenmaal de aard van het beestje.
“Het moet altijd meer, anders, sneller. Er is altijd competitie. Met mezelf, met tijd, met anderen. Maar ik zit er niet mee als een ander wint. Ik ken zat hardlopers in mijn leeftijdscategorie. De ene keer win ik, de andere keer een ander.”
Eigenlijk wil Truus dat hij niet meer dan drie marathons per jaar loopt. Immers, Hennie is wel al 71. Maar als het aan hem ligt, zijn het er meer. Ook als het eigenlijk niet past in het schema.
“Drie weken na Santiago de Compostela had ik een marathon op Mallorca. Maar het wandelen was ten koste gegaan van mijn hardloopconditie. Die marathon was heel lastig. Onderweg besloot ik af te slaan en er een halve van te maken. Maar na de finish ben ik teruggegaan naar het afslagpunt en doorgelopen, tot de 32 kilometer.”
Het is tekenend voor zijn wilskracht en doorzettingsvermogen. Waar een wil is, is voor Hennie altijd een weg. Het is voor hem moeilijker om rustig aan te doen.
“In april is de marathon van Rotterdam weer. Een week later heb ik er een bij het meer van Annecy. Die ga ik lopen met mijn kleindochter Amber en Wiert-Jan, een neef van Truus, die daar woont. De uitdaging wordt om Rotterdam als rustige duurloop te zien. De mensen om me heen weten al dat dat me niet gaat lukken,” zegt hij grinnikend.
Daarna volgt er in september een in Denemarken. Maar Hennie acht de kans groot dat er dit jaar nog wel een vierde bijkomt.
“Ik ben er positief aan verslaafd. De laatste tien kilometer ga ik stuk hoor. Maar daarna is het gevoel in mijn lijf zo heerlijk. Een geluksgevoel. Dat ik het gedaan heb. Mijn dag kan dan niet meer stuk. Wat me ook overkomt.”
Op naar de 100
Stoppen met hardlopen is uitgesloten. Zo lang Hennie kan, zal hij hardlopen. Ondanks de fysieke risico’s.
“De huisarts begint er al niet meer over. Er was eens een sportarts in Hardenberg die zei dat het beter was om een andere hobby te zoeken. Dat wordt ‘m niet. Het kan best zijn dat ik eerder last van mijn nek krijg, eerder versleten ben. Af en toe hoor ik het wel eens kraken.. Maar ik voel me liever zoals nu, dan dat ik daar om ga denken. Fysiek voel ik me nu heel lekker. Dan voel je je in je hoofd ook lekkerder.”
Dankzij zijn sport is ook Hennie’s sociale leven compleet veranderd. Op de club als trainer, maar ook in Dalen zelf is hij intussen uitgegroeid tot de inspirator van velen. Een rol die hem uitstekend ligt.
“Ik vind het leuk om beginners in mijn trainingen naar een bepaald niveau toe te brengen. En in het dorp zijn een aantal mensen door mij geïnspireerd geraakt om te gaan wandelen.”
Toch beschouwt hij zichzelf en zijn eigen prestaties niet als bijzonder. “Het zit gewoon in mijn systeem. Ik heb nu gelukkig een goed lijf. Ik heb bijna nooit een blessure. Je moet het wel onderhouden. Ja, dat heb ik wel zelf gedaan.”
Hij zwijgt even. Dan: “Dat is waar. Ik zie nu wel een beetje dat het hele verhaal, waar ik vandaan kom, best bijzonder is. Maar ik zie mezelf niet als rolmodel. Ik spoor mensen alleen aan.”
Zoals ook zijn zoon Dennis, schoondochter Marian, kleindochter Amber, kleinzoon Tom, en kleinzoon Seth, die allemaal hebben aangegeven mee te zullen lopen met Hennie’s 100e marathon. “Die zijn daar nu voor aan het trainen. Daar heb ik ze toe aangezet. Dat is wel heel leuk.”
Waar die gaat plaatsvinden, in Nederland of elders, weet Hennie overigens nog niet. Eerst nummer 92 maar volbrengen. En de andere zeven. Op weg naar de 100.
“Als ik 74 ben, komt die in beeld denk ik. Daarna? Gewoon doorlopen. Tot ik heel oud ben. Ik hoop een van de oudste marathonlopers te worden. Hardlopen geeft me een doel. Zeker nu ik met pensioen ben. Lekker sportief bezig zijn, me lekker voelen. Sporten geeft me vreugde in het leven. Ik ben blij dat ik die stap destijds gezet heb.”